Februari 1942, Oosthaven

oosthaven

klik op het plaatje voor meer informatie over deze reis

Toch kwam er nog een heel stel bommenwerpers over ons schip en wel in tegengestelde richting. Vrij hoog dat wel, maar wat was hun doel? We hoorden geen gefluit gelukkig. Weg hiervandaan. De warme hutten die, met het stilliggen in Singapore, steeds warmer waren geworden werden nu gekoeld door een fris ( nou ja enigszins fris ) windje dat door de snelheid van de boot werd opgewekt. Dat werkte ook weer een beetje zalvend op onze gestresste nerven en we keken dan ook allen een beetje hoopvoller naar de toekomst.
En wat had die voor ons in petto? Dat kwamen we vrij vlug te weten. Terug naar de zuidpunt van Sumatra naar het kleine haventje Oosthaven aan de Lampoenbaai, alwaar we aankwamen en voor anker gingen tussen een van de eilandjes die in de baai gelegen waren.
Hier heerste een serene rust. We dreven daar in zeer kalm helder water in een prachtige, geheel groene omgeving. We lagen naast een kanonneerboot van de Nederlandse Marine de ‘Soemba’ genaamd. Nu weet ik niet meer of de Soemba er al lag of dat die een paar dagen later kwam. Feit is dat we daar toch wel een weekje naast elkaar hebben gelegen.
Een van die dagen kwam het onzalige bericht uit Batavia dat de drie luchtafweerkanonnen plus de Engelse soldaten, in gezwinde pas, aan wal gezet moesten worden alwaar ze richting Noord Sumatra getransporteerd werden. Het bleek dat de Jappen daar intussen waren geland.
Dit sloeg in als een bom. De Engelsen waren aardige lui en waren eigenlijk helemaal opgenomen als lid van de bemanning. En dan was er nog het feit dat we ineens al onze afweer kwijt waren. Grote verslagenheid bij iedereen. De kapitein kon er ook niets aan doen en zo hebben we ze allen de hand geschud en het allerbeste toegewenst.

Hr. Ms. SoembaEigenlijk lagen we daar maar te niksnutten. Niet lang echter. Teneinde te verhinderen dat de in Oosthaven gelegen barges in Japanse handen zouden vallen moesten deze worden afgezonken. Intussen was ook de kapitein in contact geweest met Batavia om te weten te komen wat er in vredesnaam ( mooie uitdrukking in dit verband ) met de lading van het schip moest gebeuren, want het zat nog voor driekwart vol met munitie. De toestand was nu kennelijk overal zo ernstig dat men er daar ook geen raad mee wist. Ik geloof dat er voor de bommen in ieder geval geen emplooi was want er waren geen vliegtuigen meer. Wat er verder is afgesproken weet ik niet, maar het was wel zo dat een dag later de barges langszij werden gebracht en er order werd gegeven dat deze vol geladen moesten worden met de munitie uit onze ruimen, daarna onder de koelwateruitlaat van de hoofdmotoren vol te laten lopen en tot zinken te brengen. Door de bemanning, dat wel.
Intussen hadden onze kapitein en de commandant van de Soemba elkaar wederzijds uitgenodigd voor o.a. een uitgebreide rijsttafel enerzijds (Soemba) en een culinair kunstwerk onzerzijds. Hier legde de Hofmeester ietwat meer fantasie aan de dag dan dat hij ooit voor de bemanning had gedaan. Deze heerlijkheden plonsden in magen die reeds voor zo n 75 % gevuld waren met sterke en minder sterke dranken. De vriendschap werd zeer innig en langdurig, zoals later zou blijken.
Onze kapitein tufte de ene dag in de motorreddingsboot richting Soemba, hetgeen een normaal gezicht was, en de andere dag kwam de Commandant in een klein roeibootje onze kant uit. Dat was andere koek. Een kraakschoon sloepje, achterin een kraakschone commandant, en een kraakschoon matroosje vlug en net in een kraakschoon uniform, aan de riemen. Er werd geroeid zoals dat alleen bij de marine wordt gedaan. Korte vlugge trekjes deden het werk. Bij elk trekje van de riem ging het lichaam van de commandant een tikje naar achter en als hij dan weer in de normale positie terug veerde zorgde de matroos er voor dat hij met een forse slag van de riemen weer naar achter werd getrokken. Na een poosje kijken dacht je bij jezelf, wie geeft nu eigenlijk leiding aan dit ritme. In ieder geval een uitzonderlijk mooi gezicht en de commandant deed net of het allemaal heel gewoon was. En dat was het natuurlijk ook. Het was een opvoering van een oeroud stukje uit de uitgebreide Marinefolklore. Hoe de man later in de nacht terug werd geroeid weet ik eigenlijk niet, daar werd ik nooit voor wakker gemaakt, maar veel verbeelding is er denkelijk niet voor nodig.
Intussen waren alle beschikbare barges, boordevol munitie, afgezonken en werd aan de horizon, zover die zichtbaar was, een grote hoeveelheid rook waargenomen van in brand gestoken plantages.

Weer kwamen de Jappen te dichtbij naar ons zin. Over geheel Nederlands Indië waren ze landingen en bombardementen aan het uitvoeren.
Singapore was intussen gevallen en was eigenlijk maar een onderdeel van al deze operaties. In alle krijgsverrichtingen waren ze oppermachtig. Tegenstand was nihil. Overal was eigenlijk totale wanorde. Alleen op Java werd er nog geen Japanner waargenomen, maar werd het noorden wel gebombardeerd.
Toch werd er in Batavia nog aan ons gedacht. Bericht werd ontvangen dat we ons gezwind naar de haven van Tjilatjap (tegenwoordig Cilacap geheten ) moesten begeven, dat aan de zuidzijde van Java is gelegen. Dat was 17 februari 1942.

<< vorig hoofdstuk —————————————————volgend hoofdstuk >>

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.