Augustus 1942, Atlantische Oceaan (1)

sunk

klik op het plaatje voor meer informatie over deze reis

De Caribische Zee en de eilanden rondom was, om zo te zeggen, de speeltuin van de U boten. Gelukkig verlieten we het Caribische gebied ongemolesteerd, als ik het zo zeggen mag, en voeren het open water van de Atlantische Oceaan binnen. Onvervaard met volle kracht en natuurlijk flink zig-zaggend vingen we de oversteek aan.
Al vanuit Trinidad was de uitkijk verdubbeld. Het gaf ons weer wat moed dat we het als zeer gevaarlijk bekend staande Caribische gedeelte van de reis ‘Trinidad -Engeland’ achter de rug hadden. We waren op 24 augustus al ongeveer halverwege de Atlantische Oceaan, nog zo’n zeshonderd mijl van onze bestemming, toen de kapitein bericht kreeg dat een U-boot op ongeveer 15 mijl afstand van onze positie was waargenomen.

inspecting-raft-maaskerk

De vlotten glijden vanzelf het water in al shet touw wordt doorgesneden. Er zitten voorraden op voor een maand en ze worden regelmatig geinspecteerd. (Fotoalbum A.W.Kik)

In de namiddag werd door de uitkijk in het kraaiennest eventjes een zwart voorwerp gezien. Hoewel men daarna niets meer zag, werd toch de koers enige graden naar b.b. verlegd en na het donker worden werd deze nog verder verlegd.
We begrepen allen wel dat de kans op ontkomen in dit geval zeer klein was. Als het een onderzeeboot was van het latere type, was zijn snelheid boven water hoger dan de onze. Zeker met het dikke aangroeisel aan de huid van ons schip, terwijl er ook nog flink werd gezigzagd. Bovendien had de U boot de nodige hulpmiddelen om een schip op te sporen en te volgen. Ook ’s nachts. Wij moesten gewoon afwachten en wel zeer lijdzaam. De machinekamerwacht die ik liep was van 8 tot 12 uur en van 20 tot 24 uur. We gingen deze avond met zeer gemengde gevoelens naar beneden.
Tot nog toe hadden we gewerkt met het gegeven dat, als het moet komen dan komt het.
Je kon niet vooruit kijken en dat was maar goed ook. Met dat gevoel hadden we al zo lang gevaren dat je er een beetje aan gewend (?) was geraakt. Tot nog toe was alles toch nog goed gegaan !
Nu wist je dat er een grote zekerheid was dat er elk ogenblik een torpedo in de machinekamer kon binnen schieten. Toch ga je een kansberekening maken. B.v. : omdat de lengte van de machinekamer ongeveer 1/5 van de gehele scheepslengte was, was er dus nog 4/5 kans dat een eventuele torpedo in de suiker zou ontploffen. En zo lust ik er nog wel een paar.
De wacht verliep normaal en om 23.45 uur ging ik, zoals te doen gebruikelijk, naar boven om de volgende wacht te wekken. Toen ik over de drempel van het dekhuis op dek wilde stappen om de stuurmachine in het achterschip te gaan controleren, kreeg het schip een enorme doffe dreun te verwerken. Het grote zware logge schip waggelde als het ware een paar keer van b.b. naar s.b. en terug. Zo gaat dat dus, dacht ik. Ik liep als een haas langs alle hutten van de scheepswerktuigkundigen, die hun verblijven in dezelfde gang hadden, en porde ze wakker.
Zelf ging ik naar mijn hut, trok mijn uniformjasje aan, gordde mijn riem om met daaraan reeds een waterdicht tasje met de allerbelangrijkste papieren en een dolkmes en omhulde mijzelf met mijn zwemvest . Mijn zaklantaarn, die ik in de machinekamer altijd nodig had, zat in de achterzak van mijn overall en dus bij de hand.
Toen realiseerde ik me dat de motoren nog draaiden en ik dacht, ik hoor beneden te zijn. De machinekamer was dus niet getroffen. Het bleek dat de torpedo in ruim twee, dus voor de machinekamer, in de suiker was gesmoord, maar natuurlijk in de scheepshuid een levensgroot gat had geslagen. Juist toen ik de deur van de machinekamer opende en naar beneden keek werden de motoren gestopt. Ik stond al een stapje of twee, drie op de trap om naar beneden te gaan, toen mijn wachtgenoten als een haas naar boven kwamen.
Je vraagt je af wat bezield een mens om in deze situatie weer naar beneden te gaan. Plicht? Nooit !!
Je wilt je collega’s iet in de steek laten en in geval van moeilijkheden heb je elkaar nodig. Zo kun je b.v. in moeilijkheden raken bij een plotselinge ‘black out’. Iedere s.w.t.k. waar hij ook zit of slaapt, rept zich direct naar beneden. Je denkt daar niet bij na, het is een impuls. Een torpedering is natuurlijk een extreem geval. Maar de impuls was er dus wel. Als je goed nadenkt zou je als de bliksem naar de reddingsboten lopen. Enfin daar was het dus nu de hoogste tijd voor. Op het sein ‘klaar maken voor de sloepen’ werd snel gereageerd. Op het sloependek gekomen bleek dat de twee sloepen aan s.b. zijde door de explosie uit hun davits waren geschoten en niet te gebruiken waren.
Dus iedereen moest nu in de b.b. sloepen hetgeen aardig lukte.
Degenen die verantwoordelijk waren voor het te water laten van de vlotten hadden dit reeds gedaan en stonden nu ook bij de boten. Juist toen de orders werden gegeven om de sloepen te bemannen en te vieren kwam een torpedo met een ontzettende explosie de machinekamer binnen.
Een grote steekvlam rukte de glazen koepel, die het daglicht toegang gaf in de machinekamer finaal van zijn vastgeklonken fundatie een flink eind de lucht in.
Gelukkig kwam de torpedo aan dezelfde kant van het schip binnen als de eerste, anders waren we met zijn allen met sloepen en al de lucht in gevlogen.
Het vieren van de sloepen ging voorbeeldig. De stootboeien werden losgeschroefd en over boord gezet en de riemen in de dollen gelegd en toen roeien maar. Zo vlug mogelijk weg van het schip.

abbekerk sinking

Nadat de tweede torpedo het schip raakt, gaat ze snel ten onder.

Een schip zien zinken waar je toch nog al veel op hebt meegemaakt is geen lolletje. Langzaam verdween het onder water. In het nietige sloepje was het schip een reus. Kreunend ( alles wat nog aan dek gesjord was schoof uit zijn sjorringen met flink geraas naar het laagste punt) en steunend schoof de enorme kolos onder een hoek van ongeveer 60 graden met zijn neus naar beneden onder de wateroppervlakte. Even later hoorden we nog een explosie en het kraken en verkreukelen van het schip dat de ontzettend grote druk op grote diepte niet meer kon verwerken.
Toen werd alles stil, heel, heel, heel stil.
Plots geen gerommel meer van de motoren in het schip en het harde geronk van uitlaatgassen uit de schoorsteen of het geruis van de door het schip gemaakte boegwatergolven.
De wereld was wel zeer onwerkelijk.

<< vorig hoofdstuk ————————————————————volgend hoofdstuk >>

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.