Nawoord

awkik.pngHet is intussen dus nog veel meer geworden dan dat ik in het begin van plan was te schrijven.
Ik moet toegeven dat het schrijven op de computer, na een gebrekkig en dus langzaam begin, me uiteindelijk nog meeviel. Ik geloof te hebben bewezen dat je al heel ver kan komen met alleen twee wijsvingers en veel geduld. Wat de ‘Abbekerk’ betreft heb ik zowat alle data en ‘inside information’ gehaald uit diverse boeken over de oorlog die de koopvaardij op zee, de wereld rond, meemaakte. Ook de wereldatlas heeft zijn diensten bewezen.
Nederland begon de oorlog met 640 zeeschepen en een 200 tal kustvaarders. Hiervan gingen verloren 351 zeeschepen en 36 kustvaarders. De bemanning bestond uit ongeveer 12000 Nederlanders en 6500 Inheemse opvarenden. Het aantal doden 2100 Nederlanders en 1500 Inheemsen. De dood was meestal een ellendige. Vooral voor de bemanningen van met benzine geladen tankers of schepen met munitie en machinekamer-personeel van in de machinekamer of het ketelruim getroffen schepen. Een dood die op elk moment van de dag of de nacht kon toeslaan zolang je op zee verbleef. Gewonden waren er nauwelijks.

Nog geen drie procent van de totale koopvaardij-bemanning heeft, om welke reden dan ook, getracht zich te onttrekken, hetgeen veelal niet lukte. In mijn ogen zijn dit er niet veel want we kwamen totaal onvoorbereid en ongeoefend van de ene op de andere dag te werken in een oorlogssituatie die er niet om loog. Is het gek dat sommigen, vooral in de eerste drie jaren, toen het verlies van schepen werkelijk desastreus was, het psychisch niet konden bolwerken?
Dit moet wel de reden zijn geweest voor de Nederlandse Regering in Londen om per 19 maart 1942 voor iedereen die op een Nederlands koopvaardijschip voer, de dienstplicht in te voeren. Het was waarschijnlijk in deze tijd dat een, ons allen tot nog toe onbekende, zeeman zijn diepste gedachten verwoordde in het volgende gedichtje:

Menig zeeman is beroemd,
sommigen hebben zelfs een lintje,
dat is nog eens rijkdom, wat je noemt
geef mij maar een vrouw en een kindje.

Toch kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat dit gedichtje is gemaakt toen het allereerste lintje werd uitgevonden en uitgereikt.
Allen die tijdens de 2 de wereldoorlog ter koopvaardij hebben gevaren kregen jaaaaaaaren later in 1955, per brief, een Oorlogsherinneringskruis toegestuurd, met de nodige (slordig) aangebrachte gespen, voor bijzondere krijgsverrichtingen op de verschillende wereldzeeën.

Wie wil er nu toch aan die rotoorlog herinnerd worden? Ik was het kruis al zeer lang vergeten tot ik zo’n half jaar geleden, heel per ongeluk, de enveloppe uit 1955 in handen kreeg.

Ik had toen juist de computer van Peter gekregen. Dus toch, herinneringen.

Adriaan Willem Kik

Kruiningen , June 2000